Achterkamertjes politiek past niet bij het bestemmingsplan buitengebied

Eens in de 10 jaar klopt de gemeente aan de deuren van haar inwoners en kondigt een ingewikkelde procedure aan; met een voor-ontwerp, een ontwerp, een voorstel Raad en dan een besluit. Alles wordt overhoop gehaald en iedereen in een bepaald gebied krijgt er mee te maken. Daarbij maakt het niet uit of er in zo’n gebied gewoond, gerecreëerd, gewerkt wordt of een combinatie van dit alles. Dit heet het vaststellen van het bestemmingsplan.

Het college, zeg maar de “meewerkende voormannen” van BV Epe, moeten actief de boer op. Elk perceel wordt onder een felle lamp geplaatst, en daarbij wordt geïnventariseerd of de situatie nog passend is voor de komende 10 jaar. De technische handleiding die hierbij gebruikt wordt bevat een enorme brei aan procedures, regels, beleidsstukken, uitspraken van rechters en wetten.

Dat is een ingewikkeld proces, waar wij als Raad een essentiële rol in vervullen.

Wij zijn namelijk de directeuren van die ‘meewerkende voormannen’. Wij moeten controleren of het college het werk goed heeft gedaan, of er geen willekeur is toegepast. Als de materie complex is dan heeft de Raad een uitdaging te pakken. Dus je gaat aan de slag als raadslid. Achterover leunen, een sigaar gaan roken en achteloos een vooringenomen goedkeuringsstempel afgeven, is niet van deze tijd.

Drieëntwintig mensen in deze Raadszaal hebben het vertrouwen van onze inwoners gekregen, dat we hun belangen bewaken. Wij hebben een extra en speciale taak; die van ‘controle’ en die van ‘het besluit nemen’ als de voorbereiding door de meewerkende voormannen is afgerond. Is het werk van het college duidelijk besproken met betrokkenen en eerlijk met de  inwoners over gecommuniceerd?  En kunnen wij, nadat we met elkaar in gesprek zijn geweest een goed besluit nemen?

Want dat is de kernwaarde waarom we hier zitten; we moeten open en transparant naar elkaar zijn. Met elkaar in gesprek gaan, naar elkaar luisteren, en argumenten met elkaar in openbaarheid delen. Anders glijden we af naar een Raadsvorm waar alleen de macht van de sterksten in achterkamertjes er alles doorheen drukken. Dat vergroot alleen maar de grote ergernis en afstand bij onze bevolking.

Terug naar onze rol als Raad.

Stel we zien in ons buitengebied een aantal boeren hun oogst binnen halen, waar ze hard voor gewerkt hebben. Het is hun land, hun arbeid, hun opbrengst. Dan is het toch vreemd dat wethouder Van Nuijs langs komt lopen en denkt “goh, dat ziet er leuk uit, daar neem ik 75% van in, want dat heb ik beleidsmatig geborgd”. Om vervolgens een groot deel van de oogst op te eisen. Dat is wel exact wat deze wethouder nu wil gaan bij bij de eigenaren van recreatiewoningen: Verplicht verhuren, anders krijg je een dwangsom. Zelf recreëren is er bijna niet meer bij, alles moet wijken voor de hurende toerist.

Gaan we met deze actie de afstand met onze burgers verkleinen en investeren in het onderlinge vertrouwen? Als beleid bizarre effecten in de uitvoering heeft, die je van te voren onvoldoende hebt doordacht, ook als Raad, dan neem je een pas op de plaats. Inwoners verwachten dat ook van ons.

Tot slot een paar opmerkingen over een aantal amendementen en de motie die voor ons liggen. De collegae van D66 ondersteunen deze.

De rode lijn in alle wijzigingsvoorstellen  is dat het  technisch mogelijk is en daarmee dus echte oplossingsrichtingen zijn. De twee ambtenaren die mij hierbij hebben geadviseerd, hebben dat op een uitermate prettige en professionele wijze gedaan. Zij hebben op basis van hun vakkundige kennis kansen gecreëerd, die ik zonder hun bijdrage niet had gezien. Dus ons debat gaat daarom over of wij bereid zijn oplossingen te bieden aan onze inwoners en anderen.